De radertjes in doelgroepenvervoer - uitvoering en beleid
Doelgroepenvervoer is een geheel van veel radertjes. De meest zichtbare zijn de reiziger en de chauffeur, maar aan de achterkant zijn er nog veel meer.
En als je wilt dat het geheel goed draait, moeten alle onderdelen goed in elkaar grijpen. Van aanbesteden tot aanvragen in behandeling nemen. Van beleid maken tot contractmanagement.
In een serie blogs gaan we in op de samenhang tussen al die afzonderlijke radertjes. Deze keer zoomen we in op beleid en uitvoering. Dat doen we met Erika Damen en Wytze Schouten.
Het mobiliteitsbureau van Forseti is voor vijftien gemeenten het aanspreekpunt op het gebied van leerlingenvervoer. “Wij zijn het eerste aanspreekpunt voor ouders of andere aanvragers,” vertelt Erika Damen, consulente doelgroepenvervoer. “We beoordelen en behandelen binnengekomen aanvragen en pakken eventuele problemen op. In sommige gevallen doen we dat in overleg met de beleidsmedewerker van de gemeente waar de leerling woont.”
Houvast
Erika: “Hoe scherper een gemeente zijn beleid heeft opgeschreven, hoe beter wij ons werk kunnen doen. Leerlingenvervoer gaat om kinderen met een rugzakje. Elke casus is voor ons uniek, hierdoor zijn die kaders echt nodig voor houvast. Wanneer we te maken hebben met een casus die tegen de grenzen van die kaders aanloopt, zoek ik contact met de beleidsmedewerker op.
Een praktisch voorbeeld is vervoer naar een taalklas. De gemeente bepaalt voor welke taalklassen vervoer toegekend mag worden. Als we dan een aanvraag krijgen voor een taalklas die de gemeente niet heeft aangewezen, neem ik contact op met de beleidsmedewerker. Dan deel ik mijn kijk op de zaak en bespreek waarom we wel of niet zouden moeten toekennen. Dit is nu bijvoorbeeld van toepassing geweest bij de kinderen die gevlucht zijn uit Oekraïne.
Korte lijntjes en grote voordelen
Erika: “De communicatie tussen beleid en uitvoering verloopt over het algemeen soepel. We hebben korte lijntjes met de beleidsmedewerkers van de gemeenten waar we voor werken. Wat overigens niet betekent dat we altijd op één lijn zitten in de besluitvorming. Het enige wat wij kunnen doen is advies geven. De visie van de gemeente is uiteindelijk leidend en soms is het dan zelfs de wethouder die uiteindelijk een besluit neemt.
Ik vind het belangrijk dat er wederzijds vertrouwen is. Dat de gemeente kritisch naar onze adviezen kijkt en daar hun visie op geeft zonder het klakkeloos over te nemen. Anderzijds kan de gemeente erop vertrouwen dat wij het leerlingenvervoer professioneel regelen, binnen het geldende beleid.
Een groot voordeel is dat wij casussen vanuit verschillende standpunten kunnen bekijken. Doordat we voor vijftien gemeenten werken, zien we veel manieren van aanpak. We kennen de mogelijkheden. Zo bieden we handvatten vanuit uitvoering, die weer te gebruiken zijn bij het maken van beleid.
Daarnaast hebben we voldoende vergelijkingsmateriaal. Het valt ons dus op als bepaalde zaken afwijken van andere gemeenten. Bijvoorbeeld als er in een gemeente relatief veel individueel vervoer wordt aangevraagd of vervoer op afwijkende tijden. Ook deze gegevens zijn reden om te overleggen met gemeenten. Samen kunnen wij dan kijken waar dit eventueel aan ligt en kunnen we in gesprek met bijvoorbeeld scholen over deze aanvragen.”
Andere stoel
Wytze Schouten zit vanuit Forseti vaak gedetacheerd bij gemeenten. Daar zit hij op de stoel van die beleidsmedewerker. Hij weet uit ervaring hoe belangrijk de afstemming tussen consulenten en beleidsmakers is.
Wytze: “Wanneer ik bezig ben met nieuw beleid, is overleg met consulenten heel belangrijk. Ik wil een realistisch plan maken en voorkomen dat een consulent achteraf zegt dat iets niet werkt.
Ook toets ik regelmatig intern bij ons mobiliteitsbureau of de aanpassingen die ik wil doorvoeren consequenties hebben voor de uitvoering. Of het in de praktijk wel zo eenvoudig is als het klinkt. Zij hebben tenslotte dagelijks te maken met die praktijk, dus weten als geen ander of het werkt.”
Beleid terugzien in uitvoering
Door het overleg met consulenten komt Wytze vaak ook grotere thema’s tegen. “Bij leerlingenvervoer is er meestal één consulent, of een duo. Die zijn geoefend in het beoordelen van aanvragen, het regelen van oplossingen met de vervoerder, etc. Als zo’n consulent er wat langer zit en een beetje de ruimte krijgt, dan zie je dat diegene ook echt een relatie met ouders en leerling opbouwt. En vanuit die relatie nog wel eens een overstap naar ov of fiets voor elkaar krijgt. En dat is wat we vanuit beleid heel graag zien: het bevorderen van de zelfredzaamheid.”
Bij Wmo en Jeugd werkt dat heel anders, ziet Wytze. “Daar heb je consulenten die moeten indiceren voor allerlei verschillende leefgebieden en diensten waar een cliënt mee te maken heeft. Vervoer is maar één aspect. Vaak wordt het ook nog gezien als goedkoop om te verstrekken en heel effectief tegen thuiszitten en stress in het gezin.” Daarmee wordt volgens Wytze nog wel eens een kans gemist om de eigen kracht te stimuleren. “Als je dat wilt, dan heb je als consulent vaak net wat meer tijd nodig, maar ook: kennis van de mogelijkheden van vervoer en ondersteuning bij vervoer.”
“Het kan heel bevrijdend zijn als de inwoner leert om zelfstandig te reizen, of als je iemand weet te vinden die één keer per week wil brengen en halen, of begeleiden op de fiets,” vertelt Wytze. “Maar veel consulenten hebben niet de tijd en de expertise om daar werk van te maken. Ik zou heel graag een gemeente begeleiden bij het inwerken van een gespecialiseerde vervoerconsulent voor Wmo, Jeugd en leerlingenvervoer. En reken maar dat ik dan ook weer even bij Erika kom aankloppen!”
Wil je niets missen?
Volg Forseti op LinkedIn of schrijf je in voor onze nieuwsbrief.