Deense regie op publieke mobiliteit
De eerste middag werden we ontvangen bij Nordjyllands Trafikselskab (NT), de vervoerautoriteit van Noord-Jutland. Daar werd meteen duidelijk: in Denemarken ligt de regie stevig in publieke handen.
Vijf regionale vervoerautoriteiten, eigendom van regio’s en gemeenten, bepalen samen het serviceniveau van het openbaar vervoer. De regio’s regelen de snelle en regionale bussen, de gemeenten de lokale lijnen, schoolbussen en doelgroepenvervoer. Doordat gemeenten financier zijn van lokale lijnen en doelgroepenvervoer zijn er minder schotten als in Nederland. NT krijgt de opdracht om alle “bestellingen” naar concrete diensten te vertalen en organiseert de uitvoering via tenders met vervoerders. Zij houdt het overzicht over het totale aanbod.
Doordat er gewerkt wordt met kleinere en kortere concessies en een deels open markt voor flexibel vervoer, zijn er meer vervoerders actief dan bij ons. In een dunbevolkt gebied kan dat een voordeel zijn, omdat er ook met bundelconcessies gewerkt kan worden. Dat zorgt voor een levendig speelveld, maar vraagt ook om een krachtige coördinerende partij. En dat is precies wat NT is: een echte regisseur van publieke mobiliteit.
Eén app voor al het vervoer
Waar Nederland toewerkt naar OVpay, kiest Denemarken voor een volledig digitale reisapp die de bekende Rejsekort in 2026 vervangt. In Denemarken wordt alles gepland, geboekt en betaald via Rejseplanen, de landelijke app in handen van de overheid.
Het bijzondere: deze app bundelt niet alleen ov, maar ook deelmobiliteit, carpoolen en flexvervoer. Andere reisapps zijn er nauwelijks, simpelweg omdat één publieke app het hele land bedient. In Nederland zien we nu, na de MaaS-hype, dat steeds meer overheden in Nederland kiezen voor integratie met 9292. Daarmee kiezen we ervoor de integratie van allerlei maatschappelijke relevante vervoersvormen afhankelijk te maken van een commerciële partij die haar prioritering in haar roadmap bepaalt op basis van een commercieel belang. Een discussie waard. Je kunt nog een boom opzetten over of dit publiek of privaat geregeld moet zijn, beide modellen hebben voor- en nadelen. Het publieke Resjeplanen laat zien dat het ook anders kan.
Flexibiliteit als sleutel tot bereikbaarheid
Een belangrijk thema in Denemarken is flexibiliteit. In landelijke gebieden wordt volop gewerkt met Flextur (deur-tot-deur) en Plustur (vervoer naar een hub). Zo blijft ook buiten de stad mobiliteit toegankelijk, en wordt zoveel mogelijk voorkomen dat er lege bussen rondrijden.
Daarnaast krijgt carpoolen een vaste plek binnen het publieke mobiliteitssysteem. Het platform Nabogo werkt samen met regio’s, gemeenten en bedrijven (zoals Lego) en promoot actief de voordelen van samen rijden. Chauffeurs ontvangen een kleine vergoeding en het wordt gezien als aanvulling op, niet vervanging van, het ov. En beschikbare carpoolritten worden ook zichtbaar in Resjeplanen, aanvullend op het ov-aanbod.
Slimme IT als stille kracht
Wat vooral indruk maakt, is de slimme organisatie achter het flexvervoer. Daar zorgt FlexDanmark voor, een gezamenlijk IT-bedrijf van de vijf vervoerautoriteiten. Het systeem plant alle ritten voor vraagafhankelijk vervoer, van leerlingenvervoer tot Flextur, en doet dat, doordat alle beetjes vervoer worden gecombineerd, zo efficiënt mogelijk. Tegelijkertijd ligt er een grote uitdaging om het planpakket van Flexdanmark te moderniseren. Daar nemen ze opvallend lang de tijd voor.
Wat Nederland kan leren van Denemarken
De studiereis naar Aalborg liet zien hoe krachtig een goed georganiseerde publieke regie kan zijn.
Een paar lessen die we mee naar huis nemen:
- Eén digitaal loket voor al het vervoer maakt reizen overzichtelijker en eerlijker.
- Flexibiliteit is geen luxe, maar een randvoorwaarde voor bereikbaarheid buiten de stad.
- Publieke samenwerking loont: vervoerautoriteiten met een ontwikkelfunctie zitten meer zelf aan het stuur als het om maatschappelijk belang gaat.
- Carpoolen hoort gewoon bij het mobiliteitsaanbod.
De Deense aanpak bewijst dat eenvoud, samenwerking en technologie perfect samen kunnen gaan. En dat een stevig publiek fundament niet remt maar juist ook ruimte kan scheppen voor innovatie.
